donderdag 22 oktober 2015

Een luisteropdracht voor de bovenbouw



















Stap 1, ga op zoek naar de betekenis, vorm, klankaspecten en bepaal welke luisterstijlen gestimuleerd worden:
Betekenis: Bij de betekenis zou ik de kinderen de volgende vragen stellen:
  • Waar denk je aan?
  • Hoe voel je je er zelf bij?
Vorm: Er is veel herhaling aan het begin van het liedje en er is geen duidelijk refrein. Er is contrast aanwezig aangezien het begin stuk verschilt met de andere stukjes die later in het lied komen.
Klankaspecten: Er waren lange klanken in het begin aanwezig. Het tempo is in het begin redelijk langzaam en later sneller. Daarnaast zijn er in het begin lage noten en later wat hogere noten. De klankbronnen verschillen door het lied heen.
Luisterstijlen: creatief luisteren wordt vooral gestimuleerd, doordat het een geheimzinnig liedje is. De leerlingen krijgen hierdoor een beeld of een verhaaltje in hun hoofd. Daarnaast kan het zijn dat ze analytisch gaan luisteren, omdat het begin heel rustig en geheimzinnig is en daarna hoor je ineens dat het liedje sneller gaat. Ook wordt er door het liedje heen verschillende instrumenten gebruikt, dus het is interessant om te bedenken welke instrumenten er worden gebruikt en wanneer.

Stap 2, vraag je af hoe kinderen luisteren en wat je de kinderen kunt laten ontdekken met dit muziekstuk:
Het is best een mysterieus liedje, daarom zou ik graag willen weten hoe ze op het liedje reageren, welke ideeën, gevoelens en herinneringen het bij ze oproept. Daarnaast komen er verschillende instrumenten in het liedje voor, daarom ben ik benieuwd welke instrumenten de kinderen eruit hebben gehaald. Ze moeten dus aandachtig en intensief luisteren.

Stap 3, Bedenk welke opdrachten je wilt koppelen aan het stuk:
Ik heb verschillende opdrachten in mijn hoofd, die ik aan dit stuk zou kunnen koppelen:
·         Ik zou kinderen de opdracht geven om een tekening te maken over het liedje. Bijvoorbeeld waar ze aan denken bij dit liedje.
·         Ik zou ze een verhaaltje laten schrijven bij dit liedje. Ik vraag ze dan wat voor verhaal ze bij dit liedje kunnen bedenken. Datgene waaraan ze dachten kunnen ze dan verwerken in dit verhaaltje.
·         Ik zou ze één voor één bewegingen laten maken die past bij het ritme van het liedje en ze mogen dan zelf weten welke bewegingen ze maken. Ik wil bewegingen zien die bij de leerlingen opkomen tijdens dit liedje.

Stap 4, beschrijf wat de kinderen doen:
De kinderen moeten met hun ogen dicht aandachtig luisteren. Zo kunnen ze zich goed inleven in het liedje. Waarschijnlijk gaan ze wel een beetje meebewegen met de muziek, zo leven ze zich in. Het is belangrijk dat ze gefocust blijven op het liedje.

Stap 5, Kies een didactische werkvorm voor de activiteit:
Ik heb opdrachtvorm gekozen. Eerst bespreek ik klassikaal welke gevoelens ze bij dit lied hebben en wat ze bij dit lied voor zich zien als ze hun ogen dicht hebben. Zo horen alle kinderen allemaal verschillende ideeën, die hen kan inspireren. Daarna zet ik ze zelfstandig aan het werk en mag iedere leerling een verhaaltje schrijven over dit liedje. Aangezien iedereen al ideeën heeft gehoord, kan dit hen helpen bij het maken van een verhaaltje.

Stap 6, bekijk of je gebruik kan maken van coöperatief leren:
In het begin kan je daar erg veel gebruik van maken, aangezien we de ideeën met de hele klas bespreken. Dit kan de zwakkere leerlingen helpen om zich te laten inspireren en ook om op ideeën te komen. Ook kan ik tweetallen maken en zet ik sterkere leerlingen bij de zwakkere leerlingen en laat ik ze samen hun ideeën bespreken. Als dit werkt geef ik ze de opdracht om in tweetallen een verhaaltje te schrijven. Het is belangrijk dat ze hierbij allebei hun ideeën verwerken en daar zal ik dan op letten als ik langsloop en naar vragen als ik de kinderen hun verhaaltjes klassikaal voor laat lezen.

Stap 7, zorg voor een verrassende opening van de opdracht:
Ik laat een plaatje op het bord verschijnen van de pink panther en vraag of iemand deze pink panther kent. Hiermee betrek je de kinderen meteen bij het liedje en maak je ze geïnteresseerd. Mocht niemand de pink panther kennen, dan vertel ik er een klein stukje over. Daarna laat ik het liedje horen. Doordat ze nu een plaatje in hun hoofd hebben van de pink panther, kan dit de zwakkere leerlingen helpen om op ideeën te komen.

Stap 8, bepaal hoe je de opdracht wilt nabespreken:
Ik vraag welke kinderen hun verhaaltje zouden willen voorlezen aan de hele klas. Als eenmaal iemand een verhaaltje heeft voorgelezen, hoop ik dat meerdere kinderen enthousiast zijn en volgen. Nadat ze het verhaaltje hebben voorgelezen, vraag ik eerst naar het idee waarmee ze begonnen, waar dachten ze aan bij dit liedje?

Stap 9, laat, voor je in de praktijk aan de slag gaat, een willekeurig iemand dezelfde opdracht doen. Bekijk of je de opdracht moet aanpassen. Bespreek je bevindingen met de ander:
Ik liet een vriend van mij de opdracht doen en daar kwam dit verhaal uit:

Ik draaide deur deur op slot, stapte op mijn fiets en reed de donkere nacht in. Een koele bries streek langs mijn onbedekte gezicht en een koude rilling kroop over mijn rug. De zomer hadden we nu officieel achter ons gelaten, dacht ik, terwijl ik mijn handen warm hield in de mouwen van mijn jas. Stilletjes fietste ik door en reed over het altijd uitgestorven fietspaadje langs het bos. Ik was net diep in mijn gedachten gezonken toen ik er weer ruw uit werd gehaald door een harde schreeuw uit het bos. Geschrokken verloor ik de controle over mijn stuur en reed de berm in om vervolgens met een harde bonk op het natte gras te landen. Verschikt haalde ik mijn benen onder de fiets vandaag en stond ik weer op. Ik veegde mijn natte handen aan mijn broek af en keek alert om me heen. Nieuwsgierig naar de bron van het lawaai liep ik naar de ingang van het bos en volgde het pad. Ik keek achterom. Het was al te donker om de ingang nog te zien, dus ik besloot om terug te lopen. Plotseling hoorde ik achter mij iets bewegen. Ik draaide me om en gilde toen ik zag wat er op me afkwam. Rennend voor mijn leven sprintte ik het bos uit. Ik liet mijn fiets in het gras liggen en rende naar het dichtstbijzijnde huis. Bang klopte ik op het raam, schreeuwend en smekend of ik naar binnen mocht. De deur werd opengedaan en zonder me voor te stellen, sprong ik naar binnen en smeet ik de deur dicht. Ik keek naar de persoon die mij had binnen gelaten en gilde: het was dezelfde persoon voor wie ik was weggerend in het bos! De man, gehuld in schaduw, pakte een mes en hief het hoog op. Ik gilde terwijl de man het mes met een vaart in mijn hart stak.

Gillend gooide ik de dekens van me af. Badend in mijn zweet keek ik naar de klok. Het was iets over zes in de ochtend. Het was allemaal maar een droom. 

Stap 10, pas naar aanleiding van je bevindingen de opdracht eventueel aan.
De opdracht is goed uitgevoerd door Daan, een vriend van me. Daarom hoef ik de opdracht niet aan te passen. Ik kan zijn verhaaltje bij dit liedje voor me zien en dat is wat ik met deze opdracht ook wilde bereiken. Dat je aan de hand van een liedje je in kan leven en een verhaal kan schrijven over je inbeeldingen. 

2 opmerkingen:

  1. Ziet er heel mooi uit lau, je geeft duidelijk aan wat de bedoeling is. Leuke opening ook, zo worden de kinderen al een beetje nieuwsgierig gemaakt.Alleen vergeet bij stap 5 niet om ook echt de didactische werkvorm te noemen.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Goed dat je het zegt, heb het meteen aangepast. Heb de opdrachtvorm gekozen als didactische werkvorm! Bedankt voor je tip!

    BeantwoordenVerwijderen